We kunnen doen alsof Engels een neutrale taal is, maar de ruzie tussen Trump en Zelensky maakte pijnlijk duidelijk dat dit niet zo is. Misschien wordt het daarom tijd voor een taal die kan verbinden in plaats van verdelen.
Dit artikel is geschreven doorLeestijd 4 min
Taal diende als machtsmiddel voor de Amerikaanse president Donald Trump en vicepresident JD Vance tijdens hun ontmoeting met de Oekraïense president Volodymyr Zelensky op vrijdag. De Amerikanen deden er alles aan om hun Oekraïense collega te intimideren en te overbluffen. En het feit dat het gesprek in het Engels plaatsvond, speelde daarbij in hun voordeel.
Wie opnamen van Engelstalige gesprekken van Zelensky uit de afgelopen jaren beluistert, merkt dat hij waarschijnlijk zijn Engels heeft verbeterd om zijn diplomatieke rol beter te vervullen. Of Trump of Vance enige andere taal beheersen dan het Engels, is onduidelijk. Ze gebruikten het feit dat zij hun moedertaal spraken en hun gesprekspartner minder tot hun voordeel. Zelensky had steeds een fractie van een seconde meer nodig om zijn gedachten te verwoorden. Die fractie van een seconde benutten de Amerikanen.
Over de auteur
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands en Academische Communicatie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Dit is een ingezonden bijdrage, die niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de Volkskrant reflecteert. Lees hier meer over ons beleid aangaande opiniestukken.
Eerdere bijdragen in deze discussie vindt u onder aan dit artikel.
De wereld is gewend geraakt aan het Engels als de taal van de wereldorde – een ogenschijnlijk neutraal middel van internationale communicatie. Maar in de praktijk betekent dit dat het overgrote deel van de mensheid zich deze taal met moeite eigen moet maken, om op cruciale momenten alsnog te worden overklast door iemand zonder bijzonder taalgevoel. Iemand die simpelweg het voordeel heeft dat zijn moedertaal de wereldtaal is.
Officiële taal
We zijn wereldwijd op allerlei manieren gaan rekenen op de Verenigde Staten waar het gaat om internationaal verkeer. Dat wordt pijnlijk duidelijk in tijden waarin Amerika zichzelf van dat internationale verkeer niets meer aantrekt: allerlei ook voor Europa cruciale aspecten van het internet zijn bijvoorbeeld in Amerikaanse handen. Overheden en bedrijven slaan enorme hoeveelheden gevoelige data op Amerikaanse servers op. Hierdoor kunnen Amerikaanse autoriteiten in bepaalde gevallen toegang eisen tot gegevens van Europese gebruikers.
Maar hetzelfde geldt voor het Engels. We kunnen doen alsof het een neutrale taal is, maar in werkelijkheid is het de taal van een klein aantal nazaten van het Britse imperium. Uitgerekend Donald Trump begrijpt dat politieke belang maar al te goed: op de dag van de confrontatie met Zelensky verklaarde hij dat het Engels de (enige) officiële taal van de Verenigde Staten moest worden.
Nu we gedwongen zijn de wereldorde opnieuw in te richten, zouden we kunnen proberen die wat eerlijker en democratischer vorm te geven. Op zo’n manier dat niet bepaalde volkeren speciale privileges genieten in het internationale verkeer.
Meertaligheid
Taalkundig gezien moet zo’n wereldorde in de eerste plaats gebaseerd zijn op meertaligheid. Niet alleen het dominante Engels verdient respect. In de praktijk betekent dit dat Nederlandse kinderen op scholen weer een paar vreemde talen zouden moeten leren – op zijn minst bijvoorbeeld de talen van buurlanden, zoals Frans en Duits, maar ook minderheidstalen, zoals Fries of Turks.
Op het grote internationale toneel betekent dit dat er meer geïnvesteerd moet worden in tolken en vertalers. In de Europese Unie is het Engels, ondanks de Brexit, dominant gebleven, terwijl het officieel slechts door twee kleine lidstaten als officiële taal wordt gedragen: Ierland en Malta. Dat is absurd. De taalkundige diversiteit van Europa is al eeuwenlang een van de krachten van het continent. Alle talen van Europa zou je in Europa moeten kunnen gebruiken.
Gemeenschappelijke taal
Natuurlijk is het soms nodig een gemeenschappelijke taal te hebben die iedereen spreekt, zowel binnen Europa als op nog grootschaligere internationale niveaus. Sommige gesprekken verlopen nu eenmaal makkelijker zonder voortdurende vertaling—en zelfs de meest onopvallend aanwezige kunstmatige intelligentie kan een goed gesprek soms in de weg staan. In dat gevallen willen we teruggrijpen op een gemeenschappelijke taal. Maar zo’n taal zou dan werkelijk neutraal moeten zijn.
Misschien is het tijd om het 19de eeuwse ideaal van het Esperanto af te stoffen, een taal die aan het eind van de 19de eeuw werd gemaakt door de Pools-Joodse oogarts Lejzer Ludwik Zamenhof. In een tijd en een regio waar de internationale spanningen minstens even groot waren als nu probeerde Zamenhof een taal te ontwikkelen die niemands moedertaal was en daarmee van iedereen. Een taal waarin, zoals hij zelf zei, ‘Russen niet met Polen samenkomen, of Fransen met Engelsen, maar mensen met mensen’.
Dat idee is lang belachelijk gemaakt en naïef gevonden, omdat de wereld de voorkeur gaf aan het Engels. Maar het is misschien zo’n gek idee nog niet: een taal die de wereld kan verbinden in plaats van verdelen. Een taal die in de afgelopen anderhalve eeuw bovendien door een weliswaar heel kleine gemeenschap is uitgetest, en waarin je kunt schelden, liefhebben, romans schrijven of saaie toespraken houden. Alles wat je nodig hebt, maar dan op een eerlijkere basis.
Zijn er op dat moment geen politici meer die anderen afschuwelijk behandelen? Natuurlijk wel. Maar één machtsmiddel is ze op dat moment uit handen geslagen.
Wilt u reageren? Stuur dan een opiniebijdrage (max 700 woorden) naar opinie@volkskrant.nl of een brief (maximaal 200 woorden) naar brieven@volkskrant.nl
Help ons door uw ervaring te delen:
Lees ook
Geselecteerd door de redactie